Een lichtte glimlach verspreide zich over zijn gezicht, al was hij niet gemeend. Nee, als Draco glimlachte konden dat 3 soorten glimlachen zijn; gemeen, sarcastisch of arrogant maar bijna nooit was het een echte glimlach. Ook nu was het een glimlach van leedvermaak terwijl hij naar het kleine diertje staarde. Het diertje waar het om ging was een arme hulpeloze muis die vast zat tussen de struiken. Nog een paar minuten staarde hij naar de muis, toen mompelde hij 'arme muis, ik zal je wel even helpen.’ Zijn gemene glimlach verbreedde iets en hij zette zijn scherpe nagels op de keel van het muisje. Hij luisterde even naar het angstige gepiep toen drukte hij zijn nagels in de muis en stopte het geluid. In een paar happen was het diertje op en Draco keek om zich heen. Zijn blik viel op een hoge boom waar hij graag in wou klimmen. Klimmen was hij altijd goed in geweest en ook nu zat hij al snel boven in de boom. Hij maakte het zich gemakkelijk op de tak en likte het bloed van zijn poot. Zijn lange staart krulde hij om zich heen en een lange tijd genoot hij van het uitzicht. Het was al laat en een heldere maan stond boven de bomen terwijl het verder al bijna donker was. Een glimlach verspreidde zich over zijn gezicht, een echte deze keer. Zijn licht grijze vacht kleurde zilverachtig in het licht en het bloed rond zijn mond glansde. Met een paar likken van zijn tong was het bloed verdwenen. Helaas verstoorde het geluid van een krakende tak zijn gedachte en boos sprong hij naar beneden. Hij lande vlak voor een andere kat en siste: ’hoe durf je mij te storen?’