Ze hapte één keer naar adem. Haar aandacht was allang niet meer bij haar gesprekspartners, en dat was te merken. Ze zei niets meer. Waarom was die zwarte vacht er niet? Die pikzwarte vacht waar ze zo naar verlangde. En die blauwe ogen, die haar blik altijd vastgrepen. Waarom was hij er niet? En waarom was er een ander, die haar irriteerde. Wit, met amberkleurige ogen. Was dat degene die hem moest vervangen? Nee, die zou nooit kunnen tippen aan hem. Niemand zou dat kunnen, nooit. Ze slaakte een zachte zucht. Ze wist wel wat dit alles betekende, maar al te goed. En toch wou ze het niet onder ogen zien, ze kon het gewoon niet. Het zou haar verscheuren, en dat was het laatste wat ze nodig had.
Nightpaw was de laatste tijd ook al zo… Emotioneel. Als Medicine cat had ze er een oog voor om dat soort dingen op te merken, maar ze zei er niets over. Ze zou haar Apprentice niet opdringen, dat was het laatste wat ze nodig had op een moment zoals dat. Ze zou wachten, totdat ze er zelf mee zou komen. Want dan was de tijd pas rijp om erover te praten. En tot die tijd zou ze net doen alsof ze het niet zag, want het had toch geen zin. De jonge poes zou er vast nog niet overheen zijn, of het enigszins goed verwerkt hebben. Dus om haar dan te dwingen over haar probleem te praten, zou niet helpen.
Met een warme glimlach keek ze naar haar Apprentice. Ze leek weer een beetje op de normale Nightpaw, maar dan… Ze straalde iets anders uit, de eerste uitstraling van lichte wijsheid. Zou het komen door Jaypaw? De tweede Apprentice van Doveheart, die dit pad had moeten nemen omdat hij geen zicht had. Hij was blind. Kwam het door het feit dat hij haar lichaamstaal niet kon aflezen dat ze zich weer normaal gedroeg? Nou, zij wist niet zo goed wat normaal was voor haar Apprentice. Maar ze had nu al door dat ze opener was tegen Jaypaw, dan tegen haar eigen mentrix. Niet dat ze er iets tegen had; het was goed om je hart te luchten. Maar ze had het wel tegen iemand van een andere clan… Ze weet niet wat er haar Apprentice allemaal dwars zat, maar natuurlijk mocht ze haar twijfels hebben over met wie ze het deelde.
Ze keek op, knipperde met haar ogen. Ze keek naar Doveheart, de poes had gelijk. Ze knikte. ‘Ja, het is beter als we nu vertrekken.’ Ze stond op en zwaaide met haar staart. ‘We kunnen immers niet eeuwig op ons laten wachten,’ miauwde ze met haar blik gericht op de hemel, doelend op Starclan. Ze wist niet of ze wel weer zou dromen met hun. Wie weet zou ze weer die kille droomloze slaap hebben, dan was ze altijd maar wat blij als ze weer wakker werd. Ze wist ook niet hoe het Nightpaw zou vergaan, maar het leek er al op dat een lichte last van haar schouders af was gehaald; het drukte niet meer zo erg. En dat was al genoeg, misschien wel meer dan Starclan had kunnen doen voor de poes. Ze slaakte een zucht. Ze stond nu oog in oog met de werkelijkheid. De werkelijkheid over degene die ervoor had gezorgd dat ze de regels had verwaarloosd. En alsnog wou het niet helemaal tot haar doordringen.