Poot voor poot liep een jonge poes langs de kleine stroom. Haar poten waren wit, en in haar vacht zat een half vervaagd tabby patroon. Haar bewegingen waren gracieus en voorzichtig, passend bij haar naam. Als je haar zag, zag ze er zo teer uit als een roos. Haar karakter was ook net zo rustig. Het gras leek groener te worden, kwam groenblad er aan? Ze hoopte van wel, ze hield van groenblad. Het was een mooi seizoen, groen, lekker warm, veel prooi. Soms te warm.. Maar liever te warm dan te koud? Ze zag een klein waterratje tussen de bladeren snuffelen. Oke, het was klein, maar prooi was prooi of niet? Ze zette zichzelf aan tot een jachthouding en sloop erop af. Ze probeerde zo min mogelijk geluid te maken. Uiteindelijk zette ze zich af en raakten haar pootjes de vacht van het waterratje. Haar tanden begroeven zich in de keel van het diertje en maakten er een einde aan. Het diertje hing nu slap in haar bek. Ze begroef hem voor later en liep verder.