Dit was de dag. De dag waarop ze het wel moest doen. De perfecte dag. Hazelkit keek om zich heen. Zoals altijd schonk niemand haar aandacht. Meestal was dat stom, maar nu was het handig, noodzakelijk zelfs. Heel even twijfelde ze nog, maar ze wist dat als ze het nu niet deed, het er nooit van zou komen. Langzaam sloop ze de nursery uit. Ze was er bijna, bijna bij de uitgang. Zodra ze daar was, kon ze gaan rennen. Nog een keer keek ze achterom, maar daarna meteen weer vooruit. Ze was nu op het punt gekomen om te gaan rennen, ze was bij de uitgang. Heel even bleef ze staan, en kneep ze haar oogjes dicht tegen het felle licht, maar al snel was ze daar aan gewend. Ze zette zich schrap, en met een grote sprong begon ze te rennen. Met haar achterpoten duwde ze af, waarna ze met haar voorpoten weer landde. Daarna zette ze achterpoten weer neer en duwde ze weer af. Dat herhaalde ze, steeds sneller. Om zich heen zag ze katten in een flits voorbij komen. Dan weer een bruine, een grijze of een oranje flits schoten langs haar heen, maar daar lette de kit niet op. Vandaag zou het haar lukken, eindelijk zou ze het kamp uit gaan.
Ineens voelde de kit een hevige pijn, en ze zag de grond in slow motion op zich afkomen. Snel gooide ze haar voorpootjes naar voren, en probeerde zich op te vangen. Haar pootjes vingen de grootste klap op, maar ook haar hoofd knalde toch op de grond. Heel even bleef Hazelkit versuft liggen, maar toen kwam de pijn weer terug. in haar hoofd en rechter achterpoot voelde ze hevige steken. Haar achterpootje was blijven haken achter een steen, waardoor ze gevallen was. Ze krabbelde overeind, maar al snel zakte ze weer terug, Haar poot hield het niet, en heel even zag ze vlekken voor haar ogen. Bang bleef Hazelkit zitten. Wat als ze hier niet weg kon? er was nog maar één optie over: ''Help!'' Snikte de kit.