Met een trotse uitdrukking in zijn ogen keek de witte kater naar het meer. Als het een heldere dag was, kon je je spiegelbeeld erin zien, en zo ook vandaag. Bewust van zijn niet onknappe uiterlijk keek hij zichzelf aan, in zijn blauw en zijn groen oog. Achter hem hoorde hij een geluid, de pootstappen van een kat die dichterbij kwam. De wind, die zijn richting uitwaaide, bracht een geur met zich mee, een heel bekende geur. Van Windclan, maar ook van zijn jeugd. Hij vernauwde eventjes zijn ogen, en draaide zich toen om. Voor hem stond Icecloud. Zijn moeder. Hij keek haar aan, recht in haar groene ogen, en glimlachte. Niet oprecht, misschien zelfs een klein beetje van leedvermaak. En toch zou hij nooit zijn moeder iets aandoen. Zo laag was hij nog niet gezakt. Ze was waarschijnlijk de enige, buiten zijn kittens, die niets te vrezen had. "Hallo, moeder.", zei hij met zijn lage stem. Zijn witte vacht ging bijna op in de sneeuw, zodat zijn priemende ogen eruit staken als twee lichtjes. Ook bij haar was dat zo, alleen hadden de lichtjes bij haar dezelfde kleur.