Het lichte geraas van stromend water verried de aanwezigheid van het smalle beekje vlakbij. Met snelle passen waarbij de kussentjes onder haar poten telkens voor slechts korte duur de grond raakten, draafde ze over de zanderige ondergrond richten het vloeiende water. Hier en daar reikten bosjes graspalmen de hemel in, glinsterend door de dauwdruppels die schitterden door het licht van het waterige zonnetje van die ochtend. Ze had een vroege patrouille die dag. Bedoeld om ongewenste gasten buiten hun territorium te houden...- alhoewel. Het woord "gast" was niet de juiste benaming, concludeerde de poes uit de opkomende, moordlustige gedachten waarbij veel bloed bij te pas kwam. Terwijl ze verder peinsde en ondertussen spiedend om zich heen bleef koekeloeren had ze haar bestemming bereikt: Het smalle, kronkelende beekje waarin helderblauw water vloeide. Met een gemakkelijke beweging sprong ze op één van de grotere stenen aan de rand van het water. De oppervlakte van de steen voelde warm aan haar kussentjes, waar waarschijnlijk de zon de oorzaak van was. Toch vond ze de warmte allerminst onaardig. Voorzichtig strekte de smetteloos witte kat haar hals wat verder naar voren zodat haar kop nu boven het glanzende wateroppervlak zweefde.
Met een nietszeggende blik keek Swan terug in de twee onyx kleurige ogen in haar spiegelbeeld. Eromheen lijnde opvallende, donkere kringen die fel tegen het wit afstaken. Ze heette Swanbreath, maar de reden voor die gekozen naam was haar, ondanks de aftekeningen rond haar ogen die iets weg hadden van een zwaan, nog totaal onbekend. Plots verharde het eerst zo zachte briesje waardoor de middellange haren rond haar lichaam licht opwaaiden. Samen met het geraas van de bewegende takken en bladeren achter haar, veroorzaakte de wind eveneens geritsel aan de andere kant van de beek. Of was dat de wind niet? Plots snoof ze naast de dennengeur het maar al te bekende kattenaroma op. De witte poes hief argwanend haar witte kop hoger de lucht in en zette haar borst ietwat bazig naar voren. Een lichte frons verscheen op haar gezicht toen een verdere uiting van aanwezigheid uitbleef. Toch bleef ze met een koppige uitdrukking staan. Wetend dat er iéts was geweest wat zich zojuist aan de andere kant van de beek bevonden had. Of had ze het mis?