Autumnwish had zichzelf opgekruld tot een kleine bal en probeerde hiermee de warmte in haar lichaam een klein beetje vast te houden. Haar dikke, rood met witte pels hielp daar zeker wel mee, maar dit nam niet weg dat haar plons in het koude rivier water haar tot op het bot verkleumd had een paar dagen terug. Ze had niet het idee dat ze het ooit nog warm zou krijgen en zo nu en dan kon ze ook nog eens een ferm genies uitstoten. Dit was weer zo'n moment. De lucht blies met bijna onmogelijke snelheden uit haar neus en geërgerd wreef ze over haar neus. Hopelijk zou het bij niezen blijven. Het idee van een erge ziekte in de bladkaal leek haar niet bepaald een strak vooruitzicht. De kattin kwam vervolgens maar eens overeind uit haar opgekrulde positie en strekte haar stramme spieren eventjes. Haar gele blik viel mistroostig op de prooistapel, die nog steeds er miserabel klein uitzag. Hoe lang gingen ze dit nog volhouden? Toch wist ze dat ze haar maag niet leeg kon houden, dan zou zijzelf ook niks meer vangen. Dus liep ze met zowel zin als tegenzin naar de prooistapel om daar een miezerige muis vanaf te pakken. Deze eenmaal in haar mond genomen, was ze van plan om weer terug te keren naar haar eerdere positie. Maar toen viel haar blik op een apprentice die wel heel erg miserabel naar haar muis scheen leek te kijken. Voor een moment twijfelde Autumnwish, nooit zo heel erg goed op het sociale vlak geweest, maar uiteindelijk besloot ze wel een bemoedigende uitspraak te doen. "Het wordt binnenkort beter, geloof me," miauwde ze met door de muis gedempte stem naar de poes, ervan uitgaande dat de misere van de apprentice kwam door het troosteloze weer.