Sandkit dacht aan haar ouders. Daar was wel iets heel ergs mee gebeurd! Onee!, ze moest niet aan hen denken, zeker niet haar ouders! Maar de tranen stroomde al over haar snoet. Ze bleven maar komen. Toen begon ze door het kamp te rennen. Ze wou dat niemand haar zo zag. Waarschijnlijk zouden ze alleen maar om haar lachen. Ze wist niet waar ze heen ging, als ze hier maar weg was! Ineens kwam ze op een plek die ze niet kende. Overal lagen hoopjes met dode dieren. Nee, ze wist niet waar ze was. Uitgeput liet ze zicht tegen een boom zakken en viel in slaap. Toen ze wakker werd. Trilde ze over haar hele lichaam. Maar erger nog, ze hoorde gegrom achter zich! Plotseling gebeurde er van alles tegelijk. Van achter kwam een grote das die haar met zijn klauw tegen een boom sloeg. Voor haar verscheen nog een das. Die haar in een struik gooide. Toen verzond ze weer in een pijnlijke slaap. Ze had niet eens kunnen gillen. Een tijdje later deed ze haar ogen open. Was ze in de starclan? Zag die er zo uit? Maar ze geloofde dat niet. Ze mocht nog niet dood zijn. Ze stond moeizaam op en zakte toen weer neer. Na een paar pogingen, strompelde ze naar een hol. Deze keer was het een kattenhol. Het hol van de medicijncat.
Sandkit keek om zich heen. Overal in het hol lagen besjes en bladeren. Het rook er kruidig. Witte schimmen danste voor haar ogen op en neer. Wat was er nu gebeurd? De zandkleurige kitten had geen idee. Wel dacht ze dat dit het hol van de medicijncat. En toen, langzaam maar zeker, kwamen de dingen weer terug. Angstig kek ze naar haar bebloede vacht. De pijn zette weer op, en Sandkit kon zich niet meer houden. "Help!" klonk het zwakjes. Maar Sandkit hoopte van harte dat het werkte.