Appletree's oren bewogen heen en weer. Wazige, donkere beelden, vervaagden langzaam naar scherpe, kleurrijke beelden. Langzaam voelde Appletree weer alles tintelen in haar lichaam, het teken dat het beweging en energie nodig had. Appletree stond moeizaam op. Ze rekte zich tot de grens, totdat de pijn onverdraaglijk werd en liep toen richting de uitgang van de Den, waar geen fel licht zoals Appletree gewend was door scheen. Toen Appletree haar kopje naar buiten stak, zag ze dat het bewolkt was en dat de lucht grijzig was. Dit gaf een sombere indruk op Appletree, maar ze keek een beetje verder naar het wolkendek. Ze zag dat langzaam een paar stralen kwamen. Dit vrolijkte haar weer op. De zon zou tegen de middag gaan schijnen, vertelden de wolken haar. Appletree nam genoegen met deze verwachtingen en liep naar de prooistapel, die erg vers rook. Appletree boog zich over de prooistapel heen en rook de verse geuren. Vink, muis, eekhoorn en zelfs een jong konijntje. WindClan verdiende genoeg aan de prooi. Daar was Appltree blij om. Want er waren donkere tijden dan deze wind en grijsheid. Oh ja, die tijd noemde de winter. Appletree vond de sneeuw koud, maar het was ook een leuk avontuur om door te sneeuw te dwarrelen. Als je dan naar je poten keek, was er niets anders dan wit te zien, wat Appletree mooi vond. Het spul was vochtig en koud, maar dit waren dan ook de enigste nadelen. Appletree pakte een vink. Ze wou het jong konijn niet pakken. Er waren vast Apprentice's die meer energie verspilden dan zij, dus dat konijn konden hun wel goed gebruiken, voor als ze vandaag een training hadden. Appletree had zelf ook een Apprentice gehad, alleen was die ook weer krijger. Coldstare. Appletree had geen schema met hem door kunnen nemen. Ze was die tijd nogal ziekjes geweest. Normaal was ze niet gauw ziek, maar als ze ziek was, dan kon ze dat ook echt goed zijn. Dus had Appletree geen training voor Coldstare kunnen voorzien. Misschien had iemand anders hem wel getraind. Appletree vond hem in elk geval een volwaardige krijger. Appletree richtte haar blik op het wolkendek. Nog steeds brak de zon niet door. Alsof er boven in de lucht kwaadaardige demonen waren die de zon op hun plaats hielden. Appletree grinnikte heel even en liep toen op een rustig loopje het kamp uit. Ze had geen haast. Ze had de vink, zonder er eigenlijk beschrijvingen van te maken in haar hoofd, zoals ze soms wel eens deed, meteen opgepeuzeld. Ze wou een goede jacht beginnen en wou straks ook nog even bij die speelse kittens gaan kijken. Misschien werd er eentje later wel haar Apprentice. Dan had ze al twee Apprentice's gehad. Nee, eigenlijk niet. Coldstare mocht eigenlijk niet meegeteld worden. Appletree richtte haar blik naar de grijze lucht. Ze botste ergens tegen aan. Haar poot greep in een reflex het ding voor haar. Een karkas was gespietst tussen haar nagels. Hoe kon een konijn nu niet wegrennen? Het was een jong, heel erg jong, konijn, maar zelfs die zouden toch beter moeten weten? Verbaasd staarde Appletree naar haar poot. Toen legde zij zichzelf er maar bij neer, alhoewel ze het nog raar vond. Appletree besloot dit te vergeten en begroef de prooi. Ze sloop verder en kwam op een plek, waar ze de naam nog niet van binnenkreeg, maar de plek beviel haar wel. Appletree sloot haar ogen tegen de felle zon, die opeens doorbrak, waardoor een glimlach op Appletree's mond verscheen. Appletree sloop en sprong toen, recht naar een muis, die zijn dood tegemoet kwam. Terwijl Appletree haar best deed om prooi te vangen, hoorde ze naarmate de tijd verstreek, dat het bos meer ging leven. Vogels floten, het gras ritselde van de muizen en heerlijke geuren kwamen in haar neus. De natuur begon nu pas echt te leven!