Otterkit was al vroeg het kamp uit, ze wist niet waar ze was maar ze was al onderweg. Haar ogen tuurde langs de bomen die onder het sneeuw lagen, ze voelde de koude wind haar onderscheiden. Waar ben ik? Ergens in het kamp of net uit het kamp? Dacht ze en spookte door haar gedachte. Otter sloop over het koude bos gebied, ze voelde zich angstig. Er vielen langzaam sneeuw vlokjes naar beneden, dat was prachtig. Dit alles is veel mooier dan in het kamp niks zitten doen, waarom zou ze het kamp niet uit mogen dat vroeg ze zich af. Langzaam voelde ze dat het steeds kouder werd, elke seconden elke stap elke wind vlaag. Otterkit liep door, Waarom laten ze ons niet het kamp uit gaan het is hier zo geweldig. dacht ze met stralende ogen en een fijn gevoel. De zon scheen door de sneeuw heen en de wind waaide heen en weer samen met de takken en de vlokjes, haar ogen staarde naar alles in dit kleine dunne bos maar het was niet te vergeten. Dit was een van de mooiste momenten in haar leven, haar ogen straalden en ze stopte en ging zitten in de koude sneeuw. Otterkit keek in het rond en rook de frise natten geuren maar ze hoorden ook vanalles, dit betekende alles voor haar net zo als haar leven en haar vrienden.