De abessijn lag rustig op een tak een paar meter boven de grond. Ze enige reden waarom ze helemaal de boom in was geklommen was voor rust. Eigenlijk zou ze moeten jagen, hier had ze echter helemaal geen zin in. In deze boom kon niemand haar zien, en ruiken viel ook niet mee. Ze begon zich nu ondertussen wel een beetje te vervelen. Haar staart zwaaide langzaam van de ene kant van de tak naar de andere kant. Er was nergens een andere kat in de buurt, ze had er ook al best lang geen meer gezien. Toch was ze niet echt gesteld op gezelschap. Ze was niet zomaar op haar mondje gevallen, toch had ze liever daden dan woorden. Een vriendelijke gesprekje had je met haar niet snel. Ze moest je ook echt al heel aardig vinden als ze überhaupt met je zou praten. En meestal als ze praatte was het spottend of omdat ze niets anders te doen had. Ze was bijna inslaap gevallen toen ze opeens een geluid hoorde. Voorzichtig opende ze haar ogen en keek in het rond. Haar fel groene ogen stuitte op een kat die onder haar liep. ''En lukt het jagen een beetje...'' zei ze vanuit het niets.