kalm liep de gouden kater door het windclan territorium. Natuurlijk waaide het, hij had nog nooit een windstille dag meegemaakt hier. Waarnaar hij onderweg was wist hij niet, maar iets zei hem dat hij iemand in een grappige situatie zou tegenkomen. Goldenpaw liep voorbij een struikje met daarachter een van de weinige bomen in het territorium. Hij dacht dat hij daar iets zag bewegen, dus liep hij richting de boom. Hij keek van links naar rechts, maar zag niets. Hij hoorde wat gekraak boven zich, dus keek hij omhoog. Maar ook daar zag hij niets. Hij wou al bijna terug weggaan, toen hij opeens een piep om hulp hoorde. Hij keek wat beter en zag twee blauwe ogen glinsteren. Hij zette een stapje achteruit en kon nu beter zien wie er in de boom zat. Het was een grijze apprentice, met een tabby patroon en een witte buik. Eigenlijk leek hij best op hem, alleen dan met blauwe ogen en een grijze vacht in plaats van gouden ogen en een gouden vacht. "Wat doe jij nu in de boom?", vroeg hij proestend. Het zag er best lachwekkend uit, hoe de kersverse apprentice, die hij nu herkende als Birchpaw, zo vastzat in een boom. Hij kon zijn lach niet langer inhouden en begon nu keihard te lachen. Zijn gouden kopje bleef naar boven gericht toen hij twee stappen naar voor zette. Helaa voor hem zag hij niet dat er een stuk wortel van de boom uit de grond stak. Zijn poot bleef erachter steken, waardor hij viel. Goldenpaw ging een keer overkop en kwam toen ruim een meter verder weer naar. Meteen was het lachen hem vergaan, waarna hij boos in de richting van de grijze apprentice keek.