Met kleine stapjes liep Ravenwing door de doorntunnel. De doornen staken gemeen in zijn vel en hier en daar bleef een plukje vacht hangen. Maar dat was iets waar hij al aan gewend was. De kleine wondjes die je er soms aan overhield voelde hij meestal niet eens meer. Behalve als je in een doorn stapte. De laatste keer dat hij dat had gedaan had hij een paar dagen met pijn rond gelopen. Met een konijn, een vogel en een woelmuis in zijn bek, die hij er met moeite had ingepropt, loopt hij de doorntunnel uit. Hij besluit zijn prooi naar de oudere te brengen. Na dit te hebben gedaan nam hij zelf een kleine muis en ging hier mee bij de Warriors den liggen. Hij at de muis rustig op, dit terwijl hij rond keek in het kamp. Het was rustig. Het was al een paar manen lang rustig. Sinds hij Apprentice werd heeft geen vreemde kat het territorium of het kamp van de Donderclan nog binnen gevallen. Bluestar was bang dat ze een aanval konden verwachten. Tenminste, dat zei ze bij de Tweebeen huizen. Het kon zomaar zijn dat een andere Clan een aanval voorbereidde. Maar daar twijfelde hij toch wel aan. Na dat hij de muis op had gooide hij de botjes in het struikgewas dat het kamp omringde. Opnieuw ging hij liggen en speurde hij het kamp af naar katten die hij kende zoals, Honeyfeather, die net zijn partner was. Elke keer als hij aan die avond dacht werd hij warm van binnen. Automatisch kwam er een glimlach op zijn bek te staan. Hij legde zijn kop op zijn poten en sloot kort zijn ogen. Genietend van de rust die in het kamp heerste. Waarschijnlijk zou het kamp binnen de kortste keren in rep en roer zijn aangezien Bluestar had besloten de twee poesiepoezen in de Donder Clan toe te laten. Dus kon hij maar beter nu van de rust genieten, die hij straks misschien wel niet zou krijgen.