Lightmoon keek naar de vallende bladeren die langzaam naar beneden zweefden. Bladval was gekomen. Het kleurenpalet van de rood-bruine bladeren maakte haar rustig. Toch iets goed aan deze tijden, dacht ze met een grimas. Lightmoon gooide haar hoofd achterover. De wolken waren grijs, het ging vast regen. Tussen de bladeren zag ze een vliegend stipje. Nu ze wat beter keek wist ze wat het was, een roofvogel. Ze froste. Dat voorspelde niet veel goeds. De bruine poes had er al wat van opgevangen, het was niet onopgemerkt gebleven. Toch was het de eerste keer dat ze hem of haar zag. Lightmoon besefte dat ze veel te vaak weg ging uit het kamp, misschien moest ze daar iets aan doen. Maarja, ze moest aan zoveel dingen iets doen, dacht de poes geërgerd. Snel keek ze rond of er een kat was die haar te gade was aan het slaan, dat haatte ze.