Nu de leaf-fall aangebroken was merkte Dawnbreak dat het zonlicht niet het enigste was dat verminderde. Het was ook minder druk in de nursery. De kittens groeide snel en er werden minder nestjes geboren. Het gaf haar een dubbel gevoel. Ze deed haar taak om voor de kleintjes en hun moeders zielsgraag maar het was ook eens fijn om wat te kunnen rusten en zelf vrije tijd te hebben. Maar wat had ze aan die vrije tijd als ze nooit wat wist om te doen? Het leek alsof ze wel voor iemand moést zorgen. Ze was ook altijd zo bezorgt. Een kleine zucht verlaatte zich uit de keel van de bruin-witte poes. Misschien zou ze eens naar het water gaan, kijken hoe het daarmee gaat in deze tijd van het jaar. Haar zacht witte poten leidde haar naar de oever van de rivier, die een gevecht leek te hebben met de rotsen. Ze vond het altijd zo'n mooi zicht. Een paar koude spetters vonden zich een weg door de lucht en werden opgevangen door haar vacht. Het duurde even voordat de kou zich doorgedrongen had tot haar huid en liet een onprettig koud gevoel achter. Ze vervolgde haar pas langs de rivier tot ze een poes in het oog kreeg. Haar helder blauwe ogen stonden zacht en vriendelijk toen ze het grijze gestalte benaderde. Op een prettige afstand stopte ze met lopen en vestigde ze zichzelf naast de poes op de grond. Ze leek bekent, maar dat waren de meeste. Dawnbreak was zo'n poes die met iedereen wel een praatje kon maken. 'Hallo' klonk haar stem zacht maar helder. Verlegen was ze niet, alleen minder opdringerig zoals de meeste. Ze voelde de wind met haar vacht spelen en hoorde het eeuwig droevige lied dat het altijd met zich mee bracht, ook al was het maar een verborgen toon overstemt door het geluid van het sterke water. Van ieder jaargetij kon ze wel genieten, alle brachten hun schoonheden en herinneringen met zich mee.