Langzaam kroop de zon naar beneden. Gefascineerd keek Treeleaf toe. Er waren bijna geen wolken aan de lucht en de hemel verkleurde van licht- naar donkerblauw. Alleen een snijdend koude wind verpestte het plaatje. Hij zuchtte. Zijn oogleden waren zwaar, maar hij kon niet slapen. De laatste tijd dacht hij veel na over zijn leerling en over de roofvogel die boven het territorium vloog. Zijn staart zwiepte langzaam over de grond en langzaam zakten zijn oogleden naar beneden.
Ineens schrok Treeleaf wakker. Blijkbaar had hij toch nog even geslapen, want de wereld was donker en werd verlicht door duizenden sterren. Hij ging zitten en begon zichzelf te wassen. Hij had geen honger, maar hij wist dat hij de komende uren niet kon slapen, en om tenminste íéts te doen liep hij naar de prooihoop en pakte een muis. Het was een mager muisje, maar ach, hij had toch geen honger. Hij keek om zich heen, zag Leafstorm en liep naar haar toe. `Hey,' zei hij met zijn mond vol muis toen hij bij haar kwam. `Hoe is het?'