De kater keek wantrouwig naar een groepje Apprentices die telkens zijn kant op keken. Het was etenstijd en hij staarde wat naar zijn magere muisje. Een ontevreden brom was het enige nuttige wat tussen zijn kaken vandaan kwam op dit moment. Zijn appelgroene ogen staarden weer in de richting van de Apprentices. Een van hen draaide zich om en mompelde wat tegen de rest, die toen begonnen te grinniken. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en sloeg zijn dikke staart om zich heen. Hij zag dat ze allemaal de dikste prooien hadden gekregen en hij maar een mager muisje, meer had hij niet verdiend vonden de oudere katten. Hij stond op en pakte het muisje tussen zijn kaken. Hij sloop op de groep Apprentices af en tikte de kattin die wat had gemompeld op zijn schouder. Ze draaide zich om en hij sloeg via de andere kant toe, liet zijn muisje bij haar vallen en griste haar dikke konijn weg. Hierna rende hij snel terug naar zijn schuilplaats half onder een struik en hoorde de poes wat vloeken. Ze liep boos het kamp uit en duwde wat katten aan de kant. De anderen uit haar groepje volgde haar halsoverkop en de kater kwam langzaam weer uit zijn schuilplaats, de kust was weer veilig. Hij keek naar zijn grote avondmaal en nam er toen gretig een hap van.