Een donkere nacht leek het kamp totaal te hebben overvallen. Het was doodstil, op het gesnurk van sommige katten na. In de Warrior Den lag een zwarte kater die nog al onrustig leek te slapen. Frostlake draaide zich telkens om en mompelde soms wat in zijn slaap. Hij rende voor zijn leven, rende en rende maar verder. Alles was donker, alleen het licht van de maan belichtte zijn pad zo nu en dan. WindClan. Hij stopte en keek rond, een lichtte woedde borrelde in hem op. De kater keek naar een klein, tabby figuur wat rechts van hem stond. Woest draaide hij zich om en zette zijn klauwen uit op het kleine diertje. Een ijselijke gil weerklonk door het hele bos. De kater trok zich terug. De kat was dood. Hij schudde zijn kop en keek naar zijn poten. Het bloed van de poes kroop omhoog, steeds verder en verder. Hij probeerde het van zijn poot af te schudden, maar het leek tot leven te komen. De rode vloeistof had zijn kop bereken, en met laatste krachten probeerde hij het van zich af te krijgen: tevergeefs. Het laatste wat hij meekreeg was een rode gloed voor zijn ogen. Met een schok werd de kater wakker. Hij hief zijn kop en keek rond, waar was het katje gebleven? Hij keek rond en toen naar het nest naast hem, waar een rode gestalte hem aankeek. Hij schudde een keertje zijn kop, het was maar een droom geweest. Zijn blik ging weer naar de rode kattin: Minnowleaf. "Ook een nachtmerrie gehad?" Miauwde hij zacht om andere katten niet wakker te maken.