'Welkom jonge krijger' Sprak een grote kater. Wie was dit? Wolfwhisper keek om zich heen, waar was ze? Ze kende het hier niet. Het gebied wat ze zag was rustig, een blauwe hemel, een waterval die glansde in het zonlicht. Het leken net duizenden kristallen, die vallen in een heldere sprankelende poel. Ze stond op een grasveld met witte bloemen. 'Kijk eens achter je' Sprak de grote kater. Wolfwhisper twijfelde even, maar draaide zich vervolgens om. Dat was het eind van het gebied. Er was niks anders dan zwart. Wolfwhisper voelde een schok door haar lichaam vloeien. Als ze daar heen zou gaan zou je voor eeuwig vallen. Ze keek naar beneden ter bevestiging. Er was geen bodem, tenminste niet zichtbaar. 'Test je dapperheid' Sprak de kater, net voordat hij verdween. 'Nee! Laat me niet achter! Alsjeblieft...!' Gilde Wolfwhisper. Ze zou hier sterven, er was hier geen enkele prooi. Plotseling rook ze de warme geur van muis. Ze had sinds gister niet meer gegeten. Ze volgde de geur het zwarte gat in. Ze viel.
Wolfwhisper schrok wakker. Ze hoorde haar maag knorren. Ze ontspande haar spieren en liet zich zuchtend op de grond vallen. Waarom kreeg ze altijd van die vreemde dromen als ze honger had? Ze stond op en rekte zich uit. De sneeuw was weg, maar de grond was vochtig, en de lucht zag er niet echt helder uit. De hoop verse prooi was ook vrijwel leeg, net genoeg voor de oudste. Nou ja, dan moest ze maar op jacht met een lege maag. Ze keek even om zich heen wie met haar mee zou kunnen gaan. Aan de andere kant van het kamp zag Wolfwhisper Strawberry trippelen. Ze bedacht dat ze Strawberry mee zou vragen, hopend dat ze het niet de druk had. Ze trippelde richting haar. 'Hee Strawberry, heb je zin om mee op jacht te gaan?' Sprak ze, terwijl ze haar vragend aankeek.