Nee, haar angst had ze nog steeds net overwonnen, maar ze durfde inmiddels wel al in de tuin te komen. Ook had ze ontdekt dat er een klein gaatje in de hoek zat, waar ze zichzelf makkelijk door heen kon wurmen. Haar nieuwsgierigheid leidde haar telkens weer naar de opening, klaar om weg te rennen, klaar om een eigen leven te beginnen. En dan? Dan had ze helemaal niemand meer, aangezien haar moeder en d'r siblings allemaal weg waren. Nee, dat was niet waar. Zíj was weggehaald, de rest was nog lekker thuis. Pitwo zuchtte en ging op de grond liggen, met haar pootjes over d'r kopje heen. Ze mistte haar moeder, haar siblings, iedereen. Ze voelde zich zo ontzettend alleen momenteel.
Terwijl haar zicht wazig was van de tranen, keek ze op en zuchtte. Misschien moest ze het gewoon maar doen, door het gat kruipen en de omgeving gaan verkennen, ze had nu wel lang genoeg in deze tuin gezeten. Nadat ze haar tranen wegveegde, kroop ze door het gat heen en keek rond. Vanuit haar ooghoek zag ze iets groots bewegen en even wilde ze weer terug de tuin in schieten. Maar ze hielt zichzelf tegen en draaide alleen d'r kop, om een grote zilver/grijze poes te zien zitten. Ze zag er oud uit, maar d'r vacht was zo mooi. Pitwo wurmde zichzelf verder door het gat heen en liep voorzichtig, haast angstig, naar de kattin toe. Ze sprong op de steen, iets lager dan dat de oudere kattin zat en boog d'r kop. "H-Hallo," miauwde ze zachtjes, slightly awkward. "Mhm ... Wie bent u?" vroeg ze daarna, toen ze de moed had gevonden om haar blauwe kijken op die van de poes te richtte.