Dapplekit was deze ochtend opgewekt wakker geworden, ondanks de koude. Daar beschermde zijn wollige wintervachtje hem wel tegen. Normaal sliep hij uit, tot na Zonhoog zelfs, behalve als er iets belangrijks was. Zoals nu. Sneeuw en ijs waren definately belangrijk. Uitgelaten was Dapplekit de Nursery uitgerend, om te zien dat alles met sneeuw bedekt was en dat de regen van de nacht tot een glimmend oppervlak versteend was. Nieuwsgierig had Dapplekit van alles onderzocht, onder en boven, met zijn pootjes en zijn neus. Het ijs was zo koud, maar je kon erop glijden. Zodra de kleine kit dat ontdekt had, was hij weg van de mogelijkheden. Waarom was de winter altijd zo'n gruwelijke periode in oude verhalen? Winter was toch pure lol! Dapplekit lachte uitgelaten toen hij voor de zoveelste keer over het ijs gleed. Weg van het kamp. Daar had hij niet eens op gelet. Het mocht niet, officieel. Het was verboden.. maar de sneeuw lokte hem uit het kamp. De ingang had net de uitgang van een grot geleken, lijdend naar een prachtig schilderij dat de buitenwereld was. Hij liet zich niet tegenhouden. Dus was de kleine kit nu buiten en hij kon zijn lol niet op. Op een gegeven moment ploegde hij door de sneeuw, een grote glimlach die het plezier dat hij had verraadde, naar de rivier. Vrolijk rende hij door de sneeuw, uitgelaten, blij. Zijn humeur kon niet meer kapot. Zijn gelach was een meter verderop te horen, maar het kon hem niets schelen. De kit hobbelde vrolijk voort. Hij had pas door dat er iemand voor hem op de grond zat, alert, toen hij er aankwam. 'Hoi Dewpaw! Het is zo leuk buiten,' riep hij blij, terwijl hij om haar heen sprong. 'Op het ijs kun je lekker glijden!