Crowpaw slenterde over de maanverlichte velden. Ze kon niet slapen. Iedere keer als ze bijna in slaap viel kwam er weer een storende gedachte bij haar op. Over de volgende training die ze zou krijgen, bijvoorbeeld. Ze zag ongelofelijk op tegen een hele dag met Lionroar. Het was niet meer dat ze hem haatte, maar in zijn aanwezigheid voelde ze zich ongemakkelijk. De beschuldigingen die ze tegen hem had geuit hingen als een schaduw tussen hen in. Crowpaw kon hem nauwelijks aankijken.
Ze zag een kleine witte gedaante in het gras staan. Een kitten? Kittens mochten het kamp toch helemaal niet uit? Crowpaw keek rond, maar zag niemand anders. Ze liep naar de witte kitten toe. Whitekit, was het, zag ze nu. Was dat geen kitten van Spottedleaf? Crowpaw wist precies hoe Whitekit zich moest voelen. Suntail was ook gestorven toen Crowpaw nog Crowkit heette. Ze keek op naar de sterren. Waarom moest StarClan dat soort katten, katten met jonge kittens, zo nodig tot zich nemen? Konden ze geen uitzondering maken voor hen? Ze keek naar Whitekit.
"Hey," zei ze zacht. "Moet jij niet in het kamp zijn?" Ze zei het wel, maar niet erg overtuigend. Ze maakte ook geen aanstalten de kitten terug te sturen. Zo in de heuvels konden ze ver om zich heen kijken, wat kon er nou eigenlijk gebeuren?