Snel rende de jonge leerling over de vlakte. Het bloed suisde haar in de oren. Haar adem kwam moeilijk uit. Ze rook de geur nog. Zonder er bij na te denken rende ze verder, dichtbij Windclan. Ze keek over haar schouder. En ja, hij was er nog. De vos. Hij had haar ontdekt toen ze even het kamp uit kwam. Een jonge kleine leerling was natuurlijk een lekker hapje voor het beest, dus hij zag haar meteen als doelwit. Nu was hij daar nog steeds. Sneeuw kraakte onder haar poten. De vos gaf niet op.. Net als de katten. Honger dreef ze verder, soms tot het uiterste. Zij was net een muis voor een leerling. Een hagedis voor een slang. Een kitten voor een das. Dat de vos zoiets groots als haar durfde aan te vallen, verbaasde haar. Zij zou een feestmaal voor hun familie zijn. Plots stortte ze neer in de sneeuw. Van schrik, en van pijn. Ze legde haar oren plat bij een pijnscheut door haar enkel. Ze hoorde de vos blaffen, en kwam dichterbij. Ze blies luid en zette haar vacht op. Daar schrok hij een beetje van, maar hij bleef bij haar. Wakend, als een uil. Vol met angst bleef ze liggen. gevangen tussen twee vijanden: Vos en Windclan.