Met licht charmante passen liep de bruine kattin door het witte, natte, koude spul, genaamd sneeuw. Het kraken van het witte spul onder haar voeten was het enige geluid dat haar oren binnenkwam. Het was stil, te stil. Schuw keek Nala om zich heen, in eerste instantie was er niemand te zien. Maar dat had ze al wel vaker mee gemaakt. Voorzichtig liet ze zich in de sneeuw zakken, waarna ze begon aan een kleine wasbeurt. Het was zinloos om je zelf nu te gaan wassen, zoude andere hebben gedacht. Maar voor Nala was het een poging om andere te lokken, een poging om andere dichter bij te krijgen.
[+ James]