Nightwhisper keek om zich heen. De omgeving was rustig, geen prooi te zien. Hij stak zijn neus in de lucht en snoof de frisse bosgeuren op. Hij moest lichtjes glimlachen toen de geur van eekhoorn zijn neus berijkte. Soepel zakte de zwarte kater in sluiphouding en volgde de geur tot zijn prooi in zicht was. Het diertje zat, zich onbewust van Nightwhispers bestaan, ijverig eikels in zijn mond te proppen. Net toen hij op het beestje wou afsprinten, weerklonk een hard geschreeuw door het woud. Geschrokken keek de eekoorn op, waarna hij de boom in spurte. Nightwhisper was zelf ook heving geschokken, het geschreeuw hield maar aan. De zwarte kater rende op het harde geluid af. Niet veel later zag hij een zwarte kater, waar hij de naam Undertaker op kon plakken, gillend over de grond rollen terwijl een adder zich aan zijn voorpoot had vastgeklampt. Nightwhisper sprong op het glibberige, groenige beest af en beet het zowat in twee.