Een zwarte poes sprong van een grote rots af, waarna ze lichtvoetig op haar pootjes belandde. Ze tilde haar poot op, die al lang niet meer zwart was door de sneeuw die constant aan haar vacht bleef kleven. Ze likte de sneeuw dorstig van haar poot. Het was al te laat toen ze haar poot neerzette. Een ijskoud gevoel deed haar pootkussentje tintelen. Het werd alleen maar kouder door de vochtigheid van haar tong. Geïrriteerd zuchtte ze, en wandelde verder langs een klein beekje. Ze keek rustig naar haar spiegelbeeld in het ijs, en soms flikkerde ze haar oor door de sneeuwvlokken die erop vielen.