Sabbats lichtblauwe ogen observeerde de omgeving en ze stelde vast dat ze zich op zo'n eentonig kittypet-gebied bevond. Sabbat hield niet zo van kittypets, ze waren lui, nooit klaar voor een gevecht, de meeste wisten niet eens hoe een muis smaakte en ze verloren al hun waardigheid aan die vreemde, rechtoplopende twolegs. Kortom, Sabbat had medeleiden met hen. Een eindje verder zag ze er een paar bij een struik zitten. "Arme, Arme kittypets", mompelde ze zachtjes, ze zou voor geen goud hun in plaats willen zijn. Ze wandelde langs een hek waar een stevige, witte kater op zat. "Als dat een kittypet is, ben ik clanleader", zei ze zachtjes tegen zichzelf. "Ik neem aan dat jij geen kittypet bent", riep ze naar de kat.