De waterval stortte naar beneden in een eindeloze beweging. Altijd stroomde het water maar door, maar waar het vandaan kwam, of waar het naartoe ging, wist niemand. Er was ook niemand die het zich afvroeg. Op de oever van deze wilde rivier, aan de Riverclan kant, stond een grijze kater de diepte in te staren. Voor een keer was hij rustig. Hij wou er immers niet invallen, de apprentice was te jong om nu al te sterven. Dit was een van de rustigste plaatsen in het Riverclan territorium. Niemand kwam zo dichtbij, niemand zag de schoonheid van het vallende water. De grijze kater keek op, en speurde de horizon af. De opkomende zon scheen in zijn ogen, waardoor hij deze dicht moest knijpen. Maar daar, aan het begin van de Windclan zag hij een andere kat staan. Lightningpaw, want zo heette deze grijze apprentice, kneep zijn ogen dicht in de hoop de kat beter te zien, maar ze was nog te ver weg. Het enige wat hij zag was een zwart stipje dat recht op hem af kwam racen.