Dawnclaw liep maar wat rond door het bos. Ondanks dat het bos over het algemeen klein was, voelde ze zich hier toch niet heel groot. Heel klein, eerder gezegd. Ze wist niet precies wat ze hier nou eigenlijk aan het doen was. Misschien kon ze wat jagen, de clan kon nou eenmaal altijd wel een prooi gebruiken, toch? Maar alleen jagen? Dawnclaw was niet anders gewend. Al haar hele leven was ze alleen geweest, ze had zich alleen gevoeld, althans. Ondanks de clan, had ze toch een leeg gevoel. De gedachten dat ze nooit echt ouders had gehad, misschien veroorzaakte dat die lege plek. Ze wist het niet. Nog nooit had ze familie, vrienden of een partner gehad. Ze had er zelfs niet eens aan gedacht. Ze had er niet aan willen denken. Ze kon het zich niet voorstellen, zijzelf in een grote groep met katten die ze kende. Ze was altijd alleen geweest, en dat had haar gemaakt tot wie ze was. Als ze wel familie en vrienden had gehad, hoe was ze dan geweest? Open in plaats van gesloten, was ze dan nu gezellig met een groep aan het jagen geweest? Waarschijnlijk wel. Maar dat maakte niet uit. Ze was wie ze was, en ze vond het tot nu toe redelijk goed gaan. Al zou een vriend of vriendin vast goed voelen. Ze stapte wat verder door het bos, op zoek naar een geschikte prooi. Haar blauwe ogen vielen op een grijze muis, hoe moeilijk kon dat nou zijn? Ze had al een tijd niet meer gejaagd, maar ondanks dat dacht ze er makkelijk over. Met haar gedachten was ze er alleen niet helemaal bij. Dawnclaw bukte wat, en sloop langzaam naar de muis toe. Opeens hoorde ze gekraak achter zich, de muis schrok en vluchtte meteen. Of er kwam eindelijk een clanlid dat gewoon even met haar kon praten en wat jagen, of het was een indringer. Dawnclaw draaide zich om om te kijken welk van de twee scenario's het was geworden.