James Arthur was vroeg vertrokken uit zijn tuintje omdat hij eens zin had om te jagen. Hij had al veel gekeken van op zijn hekje naar het woud en had eindelijk al zijn moed verzameld om er over te springen en het woud te verkennen. Hij had er nog geen spijt van gehad, het was hier geweldig! Hij keek naar boven en zag dat het al zonhoog was. Hij had nog tijd genoeg om hier te genieten van zijn vrijheid. Plots rook hij een muisje en likte zijn snorren al af. Hmm, dacht de gevlekte kater blij, die kan er wel in. Hij bukte zich en sloop stilletjes dichter naar het muisje, maar die schrok ergens van. James Arthur kwam teleurgesteld weer recht en schrok zich rot toen hij recht in de ogen van een wilde boskat keek. 'H.Hallo, ik ken jou niet, wie ben jij?' Vroeg hij voor het eerst in zijn leven stotterend. Hij was nog nooit verlegen of bang geweest bij een nieuweling, toch niet bij een rogue of kittypet, maar deze kat was heel anders dan de katten die hij thuis kende. Zo mager en sterk vol met littekens van gevechten.