Pantherpaw was het kamp uitgegaan met één doel. Hij zou deze keer een konijn vangen, zonder dat er iemand in de buurt was. Hij hoopte dat het zou lukken, want hij had het nu al aardig wat keren geprobeerd en het was hem tot nu toe twee keer gelukt terwijl er iemand bij was, maar nu was er niemand en hij zou het proberen in zijn eentje. Hij sloop vooruit zijn mond iets open om de geuren goed op te kunnen pikken. Het duurde niet lang voor de vertrouwde geur van konijn zijn neus binnenkwam. Hij moest nu alleen nog uit zien te vogelen waar het konijn zat. Hij rook een keer goed en bepaalde dat het konijn schuin vooruit moest zijn. Gelukkig blies de wind zijn kant op, maar het kon ook zo zijn dat de wind een keer zou draaien en dan zou zijn geur het konijn wegjagen en dat wilde hij niet, dus hij kon beter zo snel moglijk te werk gaan. Hij sloop vooruit, al zijn zintuigen op alert, want een kleine beweging van iets kon het konijn al duidelijk maken dat hij er was en dat wilde hij niet. Eindelijk was hij al een stuk dichterbij het konijn gekomen en het was een afstand die hij kon overbruggen als hij een sprint inzette, hij wilde net een sprint inzetten toen het konijn zijn kant op keek, zonder te aarzelen zette hij alsnog de sprint in en het konijn begon wel met rennen, maar hij had al meer vaart en hij had het konijn al snel tegen de grond gedrukt. Hij beet het dier in de nek en borg het goed op, zodat geen enkele vos of zoiets erbij zou kunnen, maar ook wel weer op een plek dat hij kon herinneren waar hij zijn prooi had achtergelaten. Hij liep weer verder, blij met zijn vangst. Het was hem eindelijk gelukt om een konijn in zijn eentje te vangen en dat kon niemand nu nog van hem afnemen. Hij besloot dat hij niet te ver weg van het konijn zou gaan, want straks ging iemand wel naar zijn konijn toe en dan wilde hij het wel kunnen verdedigen en niet zomaar laten gaan zonder dat hij weet wie het was. Ook al dacht hij niet dat er zoiets zou gebeuren, maar hij kon maar nooit zeker genoeg zijn.