FELLE ZONNESTRALEN schijnen door het woud.
De vier grote kattenclans leven in vrede, en zacht briesje waait vrolijk over het Donderclankamp, waar de meeste krijgskatten nog in hun hol zitten te snurken. In het leerlingenhol geeuwt er een klein katje.
Hij is donkerzwart, en heeft zilvere strepen op zijn vacht.
"Opstaan, Goldpaw" Miauwt de nieuwe leerling naar zijn beste maatje.
Goldpaw kijkt vervelend op, maar had nog niet besseft dat het ochtend was. Darkpaw hield zijn ogen gericht op een vinkje die vrolijk door de lucht fladderde. "Gaan we samen op jacht?" vraagt hij.
Goldpaw knikt instemmend, en trippeld uit zijn holletje, de twee nieuwsgierige katjes keken rond of de leider niet in het kamp zat rond te kijken, en verlieten dan via de doorntunnel de slapende katten.
Plots hoorde Darkpaw geritsel in het gras. "Muis" fluisterde Goldpaw vragend. Misschien was het een muis, misschien een kat, of een patrouille. maar dat laatste betwijfelde Darkpaw wel echt.
De twee leerlingen verborgen hun snel achter een rots, en zagen dat Scarteeth, de mysterieuse Donderclankrijger iets in zijn schild voerde, zijn lichtgroene ogen keken onrustig van boom naar boom, om er van uit te gaan dat niemand hen bespiedde, hij hijgde een beetje.
Waarschijnlijk de warmte van de zonnestralen die op zijn pels komen.
Darkpaw had niet door wat er aan de gang was, en liep vrolijk uit het struikje dat aan het Donderclankamp stond.
Scarteeth draaide zich vliegensvlug om, en ontblootte zijn tanden, hij keek heel streng naar de onschuldige leerling.