Met trage stapjes verliet de poes de apprentice den, waar ze zich sinds een korte tijd gevestigd had. Ze was nog niet officieel apprentice, ze had geen mentor opgekregen, maar ze had enkele dagen geleden, of zelf weken geleden, de leeftijd zes manen bereikt. Kleine poes ging voor de den zitten en keek 'volwassen' rond. Ze voelde zich groot, ze voelde zich perfect. Ze werd niet meer ondergewaardeerd door de andere kittens in haar nest, tenminste, ze werd niet ondergewaardeerd, maar zo voelde ze zich. Ze wilde geen kitten zijn, en besloot ook maar tegen niemand te zeggen dat ze ooit een kitten is geweest. Natuurlijk was apprentice ook niet de beste rang die je kon hebben in een clan, dat was leader, deputy, medicine cat, -apprentice, maar het kon ook nog maar net om te zeggen dat ze géén kit was. Dat was al zes manen en amper geloofwaardig, laat staan tien maanden, dat was ongeloofwaardig. De poes sloeg met haar korte pluizige staart zoals ze warriors vaker zag doen en begon aan haar poot te likken, zoals een groepje warriors aan de rand van het kamp deden. De jonge poes stond op en liep naar de uitgang en ging zitten. "Niemand mag het kamp nog in of uit!" zei ze en haar oren gaven een trekje.
[Open]