Doodstil was het in het woud. Geen enkel vogeltje floot. Geen enkel konijn hupte rond. Laat staan dat er ene muis opzoek was naar een zaadje. Licht scheen door het bladerdek boven de groote kater. Zijn klauwen in een dunne tak geboord die nog net zijn gewicht kon tillen. Zijn blik was op het gebied gericht. Zijn amberkleurige ogen zagen er koud uit, ondanks dat de velle zonne-stralen er bijna op schenen. Zijn oren waren gespitst, zoals altijd. Zijn dikke, maar toch weer niet al te harig hing los van de tak af. Op een mooi tempo zwaaide hij wild heen en weer. De donkerbruine tot zwarte neus stak in de lucht. Hij snoof de wilde geuren in van het woud. Nog steeds geen dier te ruiken. Tussen de gestreepte krachtige poten van de kater zat een konijn. Slap hangde het over de tak. Bloed droop als waterdruppels er vanaf. De mooie bruine vacht was vernield en overal zaten dikke klitten. Een paar groote gaten zaten in de keel van het, ooit eens mooie konijn. De kater sloot zijn ogen even. Meteen kreeg hij een beeld voor zich. Daarin zag hij hoe hij zich perongeluk in een revijn liet rennen. Met zijn hele lichaam trefde hij een groote puntige rots. Onhelse pijn was over zijn gezicht gegaan. Snel opende Hawkstripe zijn ogen weer. Een sterke windvlaag vloog voorbij. Hij viel er bijan vanaf door de onverwachse windstoot. Zijn nagels raakte los, het konijn vloog als het ware van de tak af, net als hij. Maar door zijn lange training kon hij zichzelf redden. Razendsnel greep hij zich aan de eerst volgende tak die hij tegenkwam, boorde zijn nagels erin en klom weer omhoog. Nu hij wat lager in de groote boom zat kon hij, als hij teminste goed belande, zo op de grond springen. Maar Hawkstripe bleef staan op de tak en keek wild rond. Hij opende zijn mond op de verse frisse lucht te proeven. Meteen rook hij kat. Hij liet zijn prooi achter, die was toch al bijna op. Hij was eigelijk op jacht, maar die regels konden voor hem opgegeten worden en bespeugd worden. Rennend volgde hij de verse geur, het was onduidelijk wie het was. Maar al snel rook hij prooi. Mischien nog een jacht patrouille. Maar dan zal hij het wel weten, dus die viel af. Zijn scherpe ogen keken door een bosje heen, daar stond een poes met een vogel die al snel omdraaide omdat ze waarschijnlijk hemzelf hoorde aankomen. Hawkstripe begon te lopen en kwam door het bosje heenlopen. Zijn breede schouders en masiefe kop kon je nu goed zien. 'Hallo!' Klonk de stem uit de poes haar keel. Hawkstripe herkende haar al, het was Wolfclaw. 'Wat doe jij hier?' Snoof de kater haar na. Zijn zwarte streepen patroon glansde in de zon.