Ik opende mijn piepkleine oogjes en vroeg me verbaast af waar ik was. Na 68 dagen in de buik van mijn moeder te hebben gezeten kwam ik de wrede wereld in. Er waren talloze oogjes die naar kijken. En verbaasd maar niet bang kijk ik terug, dan ruik ik mijn moeder. Haar vertrouwde geur zit al in mijn netvlies gebrand alsof ik haar al mijn hele leven ken. Haar zachte wollige vacht. Dan stappen er een paar poezen naar voren en drukken hun snuit tegen die van mij aan. Ik schrik van hun gehavende vacht en probeer weg te komen maar mijn moeder duwt me terug. ''Toe maar.'' zegt ze. Voorzichtig kom ik dichter bij.
Nu iets uitgebreider, en in de HIJ-vorm.
Verbaasd opende Stormkit haar oogjes, rond haar stonden allemaal poezen. De meeste met een nogal gehavende vacht. Na de 68 dagen, kwam ze op deze koude wereld. Vele oogjes volgden elke beweging die ze maakte, zoveel aandacht. Ze was niet bang, nee helemaal niet, sterker nog, ze was gewoon simpelweg nieuwsgierig. Een beetje uitdagend keek ze terug. Haar moeder, ze rook haar moeder, die lucht! Het leek net alsof ze haar moeder al jaren kon, terwijl ze pas één dag leefde.
De ochtend brak aan, de eerste nacht van haar nieuwe leven was warm, het was Greenleaf. Er was nu volop voedsel, dus de kans om te overleven was groot. Stormkit opende haar oogjes en geeuwde. Haar moeder lag nog te slapen. Stormkit sprong op en deed een paar gevechts oefeningen. Tenminste, dat dacht ze. Ze zat vol energie. Jonge energie, zoals elke kitten dat heeft.