| Onderwerp: Ano Natsu He {Strawberry} di 30 apr 2013 - 19:27 | |
|
Vanaf een eenzaam plekje in het kamp staarde de gevlekte she-cat naar een paar spelende kits. Haar marineblauwe ogen stonden een beetje moedeloos. Mapleleaf was alleen. Na de dood van Bluestar deed ze er alles aan om bezig te blijven en haar gedachte van alles af te houden. Maar zelfs tijdens haar werk- als ze de prooi tussen haar kaken voelde zag ze nog de kaken van de honden voor zich. Ze had niet gevochten- maar was in een hoekje gekropen. Bang. Haar kits waren veilig in de kraamkamer en zij was te laat in het kamp. Ze deed het meest logische en dook de dichtstbijzijnde den in. Vanaf daar wachtte ze af. Overtuigd dat elk moment haar laatste moment kon zijn. StarClan was met haar meegelopen die dag, want wonderwel overleefde ze het. Voorzichtig kwam ze overeind. Niet in staat zichzelf al onder ogen te komen. Stilletjes sloop ze de kampuitgang uit en verdween tussen een paar varens.
Mapleleaf liep met kleine stapjes door het bos heen. Het enige wat haar er van weerhield om in tranen uit te barsten was haar angst dat iemand haar volgde of ontdekte. Sterk zijn waar je ook was. Zelfs bij diegene die je lief had. Dat was haar motto. De maan was gestegen en de sterren fonkelde. De vogels floten niet langer en de krekels hadden de nachtwake overgenomen. Al waren zelfs die stil vanavond. Haar blauwe ogen gingen het pad rond toen ze kleine pootjes hoorde rond schuifelen. Muizen zochten hun holletjes op. Nachtegalen hun nesten. Padden hopte richting de rivier. Krekels zochten elkaar op voor een naderend duet. Met een trillerige zucht wierp Mapleleaf een blik naar rechts. Tussen de hoge dennenbomen door zag ze in de verte huizen staan. Hoge huizen. Of liever gezegd. ‘Nesten’. Terwijl ze door liep wierpen de hoge bomen schaduwen over haar heen als lange armen. Door de stilte die nu heerste werd Mapleleaf ook rustig. Het was al laat, besefte ze. Dat betekende dat geen kat nog in de buurt was. Niemand wist dat ze weg was. Dat deden ze immers nooit. Terwijl ze haar plekje zocht tussen een stel varens, goed beschut tegen andere katten, ging ze zo zitten dat ze uitzicht had op de nesten van de tweebenen in de verte. Lichtjes waren zichtbaar door vierkante openingen. Zo nu en dan zag je eentje langs een opening lopen. Voor een moment verduisterde het dan en dan was het weer licht. Mapleleaf lag precies bij de bosrand, omhuld door varens. Helemaal alleen. Dit was zo slecht nog niet. Besefte ze na een tijdje. Niemand zag haar en beoordeelde haar. Nee. Iedereen was nu even weg. Terwijl ze haar achterpoten opkrulde en haar voorpoten onder haar borst stak bleven haar blauwe ogen hangen op de tweebeen nesten in de verte. Hoe vaak zat ze hier nu al. Verlangend naar die huizen. Ze wist dat het niet goed was om je zo te voelen als je een clan had waar je in thuishoorde. Maar Mapleleaf hoorde daar niet thuis. Dat had ze nooit gedaan. Ze draaide haar kop zijwaarts toen ze een gedaante in de verte zag. De gedaante van een kat. Hij kwam haar kant op! Voor ze iets kon doen hoorde ze heel ver weg een tweebeen kreet. De kat draaide om en dartelde weg. Met ingehouden adem keek ze hem na tot ze hem niet meer kon onderscheiden tussen de hoge schaduwen. Vaak genoeg had ze zogeheten poesiepoezen gezien. Ze waren rond, soms te rond en altijd tevreden. Ze hadden een warm nest. Genoeg eten. Zij hoefde zich geen zorgen te maken over eventuele aanvallen van rivaliserende clans, losgebroken honden, hongersnood, groenhoest .. Ze brak haar eigen gedachtegang af en sloot haar ogen terwijl ze haar kop afwendde. Meer dan wat dan ook wilde ze daar heen maar ze kon haar kits niet achterlaten. Nog niet. Nog niet. Herhaalde ze in haar hoofd. Ze opende haar ogen weer en voelde tranen prikken. Niet huilen, verdorie. Bromde ze in gedachten. Maar het mocht niet baten. De eerste traan viel. Zwijgend staarde ze naar de tweebeen nesten terwijl haar stille wake begon.
|
|