Rainwhisker liep net de uitgang van het kamp uit. Voor zich lagen allemaal braamstruiken. De bomen hadden weer groenen blaadjes, overal hoorde je vogeltjes fluiten. Een geweldige dag om te gaan jagen. Rainwhisker zette weer wat stapjes naar voren. Toen hij uiteindelijk uit het doolhof vol braamstruiken was. De zon rijkte machtig tussen de bomen door. Zonnestralen lieten Rainwhisker’s vacht stralen. Hij liep rustig door en door en kwam uiteindelijk uit bij een open plek. Zijn ogen straalde van blijdschap toen hij voor zich een muisje zag zitten. Jagen was nooit echt zijn sterkste punt geweest. Maar dit keer zal hij dat beest in zijn klauwen nemen. Hij sloop naar voren zo rustig mogelijk. Sluipen was wel iets wat hij kon. De muis zag er mollig uit. Hij zou hem eigenlijk wel willen opeten, maar de krijgerscode spreekt voort dat je eerst de clan moet voederen. Rainwhisker wilde zo loyaal mogelijk in de smaak vallen, dus moest hij zich ook aan de krijgerscode houden. Het muisje was al een stukje verder gelopen. Nu was het zijn kans. De jachthouding kwam weer terug flitsen. Rainwhisker zakte in zijn achterpoten. Hij keek heel geconcentreerd naar het muisje. Hij zette met zijn achterpoten af en sprong omhoog. Hopelijk glipt dit mormel niet weg. Toen hij weer op de grond landen voelde hij iets tussen zijn klauwen. Het muisje panikeerde helemaal. Uiteindelijk werd het beestje weer rustig. Rainwhisker liet zijn klauwen wegzakken. Voor zich lag nu een levenloos lijkje. Zijn kop zakte naar beneden om het muisje op te pakken toen hij opeens geritsel hoorde.