Limepaw lag languit over een overhangende tak van de moeras bomen. Ze was een keer benen strekken, weg van het drukke kamp. Ze moest wel, wilde ze zich ontwikkelen. Ze keek rond met half dichtgeknepen ogen. eigenlijk was het fout, wist ze, ze kon makkelijk in problemen komen. Ze was niet goed, want ze had geen mentor. En ze zou door een patrouille kunnen oplopen. Maar voor haar was het nog steeds rustig. Ze genoot van de koelte van de schaduw in de hitte van de dag. Het was zonhoog en prooi scharrelde volop. Maar ze durfde niks te vangen, om geen aandacht te trekken. Rustig blijven, het hoofd koel. Ze hoorde zacht geritsel in de struiken, en sprong op als een woedende kat. Ze ontblootte haar nagels en grauwde woest.Ze zag eens staart. "Kom naar buiten en laat zien wat je kunt haarbal van een muizenbrein!" Snauwde ze woest.
[wist niks]